Over ons gebouw

Over de St. Jozefschool Oisterwijk_DSC1401

Het SCHOOLGEBOUW voor de R.K. Jongensschool “St. Jozef”, met aangebouwd WOONHUIS voor de hoofdonderwijzer werd in 1938 gebouwd in een traditionalistische bouwstijl. Het ontwerp werd geleverd door de architect H.W. Valk.

Het gebouw is gelegen aan de zuidelijke zijde van de Nicolaas van Eschstraat en kijkt uit op de spoorlijn. Aan de achterzijde van het schoolgebouw ligt een schoolplein, met aan de rechterzijde een losstaande gymnastiekzaal (uit 1938 en eveneens naar ontwerp van H.W. Valk) die buiten de bescherming valt. In 1953 werden de twee vleugels van het schoolgebouw uitgebreid met ruimtes voor toilettenblokken. Het schoolgebouw is thans in gebruik als cursuscentrum. Omschrijving. Het gebouw heeft een L-vormige plattegrond en bestaat uit twee eenlaags vleugels waarin de schoollokalen zijn ondergebracht en een tweelaags woonhuis op de hoek waar deze vleugels samenkomen. Aan de linkerzijde van het woonhuis is een kleine eenlaags aanbouw onder lessenaarsdak gebouwd. De schoolvleugels hebben een hoog ingeknikt schilddak, het woonhuis een hoog ingeknikt schilddak met wolfseind.

De daken zijn gedekt met Hollandse en verbeterde Hollandse pannen en hebben een zinken goot. Boven het dak van de woning bevindt zich een schoorsteen. De wit geschilderde muren van het schoolgebouw zijn opgetrokken in handvorm kloostermoppen in wild verband. Het woonhuis heeft in de voorgevel en in de oostelijke zijgevel op de benedenverdieping achttienruits schuifvensters, op de tweede bouwlaag twaalfruits schuifvensters. Deze vensters worden aan de bovenzijde afgesloten door een betonnen latei. Aan de bovenzijde van de afgewolfde voorgevel van het woonhuis zijn vlechtingen aangebracht, die onbeschilderd zijn gelaten. De hoofdingang van de school bevindt zich direct rechts van het woonhuis en bestaat uit een dubbele, houten paneeldeur met achtruits vensters in een ondiep portaal met verspringende segmentbogen. Rechts hiervan is de eenlaags schoolvleugel voorzien van afwisselend vierkante negenruits vensters met klapramen en langgerekte horizontale zevenentwintigruits vensters met klapraam in het middengedeelte. Dezelfde vensterindeling vinden we in de oostelijke gevel van het schoolgebouw. In de rechterzijgevel van de schoolvleugel langs de Nic. van Eschstraat zijn een negental kleine hoge spleetvensters met klapraam aangebracht, die een -bij een uitbreiding uit 1959 ontstane- ruimte met toiletblokken verlichten. Op de rechterhoek van deze korte gevel bevindt zich nog een poortstijl met ezelsrug. Langs de noordelijke en oostelijke zijde wordt het schoolplein afgesloten door de twee schoolvleugels, waarin respectievelijk drie (oostelijke vleugel) en vier (noordelijke vleugel) klaslokalen zijn ondergebracht: elk klaslokaal is voorzien van een samenstel van drie rechtgesloten vensters voorzien van ramen met roedenverdeling. In de schoolvleugel achter de onderwijzerswoning zijn aan de zijde van het schoolplein -aan weerszijden van de klaslokalen- twee ingangen aangebracht, beide evenals de hoofdingang voorzien van dubbele, houten paneeldeuren met achtruits vensters. In de langs de Nic. van Esch gelegen schoolvleugel is aan de zijde van het schoolplein aan de linkerzijde nog een kleinere ingang aangebracht met een houten deur met zesruits venster. In het interieur is de oorspronkelijke indeling geheel gehandhaafd. Via de hoofdingang komt men in een hal, die in een L-vorm langs de rechter- en achterzijde van de onderwijzerswoning ligt. Deze hal geeft via twee boogvormige doorgangen toegang tot de gangen langs de schoollokalen. In de binnenmuren tussen deze gangen en de lokalen zijn vensters aangebracht. De muren zijn onder deze vensters voorzien van een zwarte tegelband. Aan de uiteinden van beide schoolvleugels is een ruimte met toiletten ondergebracht. Links in de hal direct achter de hoofdingang bevinden zich twee deuren, die toegang geven tot de onderwijzerswoning. Aan de straatzijde is voor het gebouw een smalle tuin aangelegd, die is afgezet door een laag bakstenen muurtje met een ijzeren hekwerk, waartussen bakstenen hekstijlen met ezelsrug.

Het object is van algemeen belang en bezit cultuurhistorische waarde als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van het schoolgebouw. Het gebouw is van architectuurhistorisch belang, als voorbeeld van een traditionalistisch schoolgebouw en door de plaats die het gebouw inneemt in het oeuvre van de architect H.W. Valk. Er is sprake van een redelijk hoge mate van gaafheid, zowel wat het interieur als het exterieur betreft: de oorspronkelijke indeling van het gebouw is gehandhaafd en er hebben geen ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden. Tenslotte is het gebouw van belang uit het oogpunt van zeldzaamheid; door afbraak is dit type zeldzaam geworden. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Over de architect:

Hendrik Willem Valk (Elst, 18 november 1886‘s-Hertogenbosch, 29 juli 1973), in de literatuur doorgaans H.W. Valk genoemd, was een Nederlands architect. Valk was een van de belangrijkste architecten van het traditionalisme en bouwde met name in het zuiden van Nederland een groot aantal kerken en woonhuizen

Valk was de zoon van Theodorus M.H. Valk, gemeentesecretaris te Elst in Gelderland, en Christine M. Erdkamp. Na enige tijd in Maashees te hebben gewoond verhuisde het gezin in 1896 naar Boxmeer. Valk bezocht van 1903 tot 1906 de ambachtsschool in Nijmegen en ging daarna bij verschillende architecten in de leer, achtereenvolgens bij Frans Ludewich in Nijmegen en Wolter te Riele in Deventer. In 1910 werd Valk tekenaar-opzichter bij het architectenbureau van Jos Cuypers in Amsterdam en werkte onder meer mee aan de bouw van de zuidvleugel van het Rijksmuseum. In deze periode volgde hij ’s avonds lessen aan de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst, waar Jos Cuypers en H.P. Berlage twee van zijn docenten waren. Hoewel hij nog tot 1914 bij het bureau Cuypers in dienst bleef zou hij reeds in 1911 begonnen zijn met het aannemen van eigen opdrachten.

Voor de oorlog

In 1915 richtte hij zijn eigen bureau op, dat eerst in Blerick was gevestigd, waar zijn moeder toen woonde, en in 1918 naar ’s-Hertogenbosch verhuisde. In deze stad kreeg hij een aantal grote opdrachten op het gebied van de volkshuisvesting, onder andere voor de nieuwe wijk Muntel. Belangrijk zijn de flats die in 1921 aan het Emmaplein in de wijk gebouwd werden, de eerste in hun soort in deze stad. De architect richtte zich toen nog op het expressionisme van de Amsterdamse School. In 1922 kreeg Valk zijn eerste opdracht voor een kerk, de Sint-Aloysiuskerk in Utrecht, een koepelkerk die een combinatie van stijlen vertoont. Zijn grootste werk volgde in 1924, de Sint-Janskerk in Waalwijk, eveneens een koepelkerk maar dit keer in een expressionistische stijl die duidelijk geënt was op de Amsterdamse School. Na de twee koepelkerken stapte Valk af van het idee van de zuivere centraalbouw. In plaats daarvan werd hij een van de belangrijkste voorvechters van de christocentrische opzet, een type kruiskerk waarin het altaar een centrale en goed zichtbare plaats kreeg op de kruising van schip en dwarsschip. Het expressionisme maakte in zijn werk plaats voor het traditionalisme om rond 1930 geheel als invloed te verdwijnen.

Valks traditionalisme uitte zich in het gebruik van handgevormde baksteen, gemetselde gewelven en van aan oude voorbeelden ontleende vormen. In tegenstelling tot geestverwant A.J. Kropholler, die zich liet inspireren door de traditionele architectuur van Scandinavië, haalde Valk zijn inspiratie vooral uit eigen land. De christocentrische kerken in Achterveld en Beek en Donk kregen gotisch aandoende torens die ontleend waren aan bestaande voorbeelden. Bijzonder is de Jacobuskerk in Enschede, die door Valk in samenwerking met Johannes Sluijmer in een neobyzantijnse stijl werd ontworpen. Een ander belangrijk werk is de Bonifatiuskapel in Dokkum die Valk bouwde op de fundamenten van een niet-voltooid ontwerp van zijn leermeester Te Riele. Van belang zijn verder onder andere de uitbreidingen van de middeleeuwse kerken van Eersel en Groessen en de verbouwing van de oude kerk van Waalre.

Wereldlijke ontwerpen

Belangrijke niet-kerkelijke werken zijn het raadhuis van Tubbergen, villa Fort Sint-Anthonie in ’s-Hertogenbosch, het kasteelachtige huis dat Valk in 1932 voor zichzelf op een bastion aan de rand van de stad bouwde, huis De Kempen in Waalre dat Valk ontwierp voor schrijver Antoon Coolen en de bedrieglijk gotisch lijkende voorgevels van de Van Lanschot Bank in ’s-Hertogenbosch. Een belangrijk niet-uitgevoerd ontwerp is dat voor een stadhuis voor Amsterdam, dat een prijsvraag verloor en dat Valk desondanks uitgevoerd probeerde te krijgen door bestuurders en de publieke opinie te bespelen. Het leverde hem veel kritiek op van collega’s.

Rond de Tweede Wereldoorlog

In de jaren 30 werd Valk lid van de fascistische organisatie Zwart Front, waarvoor hij formeel leider van de kring ’s-Hertogenbosch werd. Tijdens de bezetting werd Valk lid van de Kultuurkamer, publiceerde hij een aantal artikelen waarin hij de nieuwe orde toejuichte en accepteerde hij opdrachten van de nazi’s, onder meer voor de nooit gebouwde Pepinusbrug bij Echt. Deze houding kwam hem na de oorlog te staan op een uitsluiting van overheidsopdrachten voor drie jaar wegens collaboratie, een veroordeling waar ook de katholieke kerk zich bij aansloot.

Naoorlogse ontwerpen

Vanaf 1948 was Valk echter weer een veelgevraagd architect die met name veel verwoeste kerken verving door nieuwe, onder meer in Lage Zwaluwe, Boxmeer (de Sint-Petrusbasiliek), Huissen en Sevenum. Vanaf 1949 werkte hij samen met zijn zoons Gerardus Hendrikus Franciscus Valk en Hendrikus Willem Johannes Valk junior. De laatste trok zich in 1960 terug en vestigde zich als zelfstandig architect te Helvoirt. Samen met zijn andere zoon ontwierp Valk nog de in 1961 gebouwde Sint-Jacobuskerk te Schipluiden, waarbij het traditionalisme grotendeels plaatsmaakte voor een meer moderne vormgeving. Na het overlijden van zijn vrouw in 1958 ontwierp hij zelf niet meer. In 1969 beëindigde H.W. Valk ook officieel zijn carrière. Het bureau werd hierna voortgezet door G.H.F. Valk. H.W. Valk overleed op 29 juli 1973 te ‘s-Hertogenbosch.